Polsbreuken
In Nederland melden zich elk jaar tussen de 50.000 tot 60.000 patiënten met een polsbreuk op de Spoedeisende Eerste Hulp. Meestal is de breuk ontstaan door een simpele val op de uitgestrekte arm of bij een sport- of verkeersongeval. Bij zwaardere ongevallen kan de pols zelfs verbrijzeld zijn en dus uit meerdere stukken bestaan.
Afhankelijk van de de hoeveelheid energie die vrijkomt door de klap en de manier waarop iemand zijn val breekt, ontstaan er verschillende typen breuken. Bij de breuk zijn vaak ook banden betrokken, zoals de schokdemper in de pols rondom het uiteinde van de ellepijp (bij de "knobbel" op de pols). Deze geneest bijna altijd met rust; slechts een enkele keer moet deze apart behandeld worden.
De behandeling van polsbreuken is altijd maatwerk en wordt altijd in overleg met de patiënt genomen. Het kan dus voorkomen dat verschillende chirurgen soms tot een andere behandelingsvoorstel komen.
Ernst en prognose
De prognose van de meeste polsbreuken is gelukkig vaak gunstig: meer dan 90% van de patiënten heeft na 1 jaar tijd de oorspronkelijke polsfunctie weer terug! Hoewel de functie vaak weer volledig zal terugkeren, zal een deel van patiënten echter een lichte, vaak niet merkbare bewegingsbeperking houden.
De prognose hangt af van:
- betrokkenheid van het gewricht zelf
- De uitgebreidheid en verplaatsing van de breuk
- De leeftijd van de patiënt
- Botkwaliteit (osteoporose)
- Roken en/of drugs gebruik
- Reeds bestaande slijtage of ontstekingen van het gewricht
Vooral de eventuele betrokkenheid van het gewricht is van belang voor de uiteindelijke functie en bewegelijkheid van het gewricht. Er is hierbij namelijk ook altijd kraakbeen-schade opgetreden. Hierdoor kunnen slijtage of blijvende pijnklachten ontstaan. Het is dus van belang dat het gewricht weer zo goed mogelijk hersteld wordt.
Uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken is gebleken dat de uiteindelijke stand op de röntgenfoto niet alles zegt over de uiteindelijke polsfunctie. Een goede nabehandeling door een (hand)fysiotherapeut blijkt belangrijker te zijn voor de uiteindelijke functie.