Problemen
Bij elke behandeling of operatie kunnen zich problemen of complicaties voordoen. Om deze te minimaliseren zal de chirurg kijken welke behandeling voor u het beste is. Hieronder leest u hier meer over en wat u zelf kunt doen om deze te voorkomen of te verhelpen.
Infecties na operatie (zeer zeldzaam)
Infecties herkent u aan roodheid en soms pus uitvloed uit de operatiewond. Ook kunt u zich ziek of koortsig voelen. In dat geval meldt u zich direct bij uw poli (08-16) of spoedeisende eerste hulp (24/7). Infecties komen vaker voor na open botbreuken en bij mensen met een verminderde weerstand zoals diabetes- of reuma patiënten.
Vertraagde botgenezing (zeer zeldzaam)
Soms herstelt het bot langzamer of helemaal niet. Dit kan een aantal oorzaken hebben: roken, slecht ingestelde suikerziekte, reuma-medicatie, botinfectie of een niet voldoende goed, vastgezette breuk. Dit herkent u door aanhoudende pijn na 12 weken na de val.
Gipsklachten (soms)
Klik hier
Scheef aangegroeide breuk (zeldzaam)
Soms zakt ondanks de behandeling, het bot van het spaakbeen (radius) toch wat verder in. Hierdoor lijkt er soms een "bocht" of zwanenhals in de pols te zijn ontstaan. De functie van de pols is hierdoor meestal niet aangedaan en vaak hebben patiënten hier weinig hinder van in het dagelijks leven. Soms kan een ondersteunende, afneembare brace prettig zijn bij zwaardere activiteiten of handelingen. Dit komt meestal voor bij bejaarde patiënten die met gips zijn behandeld en kan geen kwaad.
Tintelingen na de operatie (soms)
Er kunnen (tijdelijke) tintelingen ontstaan na een operatie. Meestal is dit ten gevolge van druk op de zenuwen door de gebruikte instrumenten tijdens de operatie. Hierdoor raken kleine gevoelszenuwen (tijdelijk) in de verdrukking. Dit herstelt zich vaak in 6 tot 12 weken na een operatie. Indien de klachten aanhouden en niet verminderen dient u contact op te nemen met uw behandelaar.
Carpaal Tunnel Syndroom (zeer zeldzaam)
In enkele gevallen kan de "tunnel" aan de binnenzijde van de pols door vocht of druk vernauwd raken. Hierdoor kan de middelste handzenuw (n medeanus) bekneld raken waardoor tintelingen in de vingertoppen ontstaan. S' nachts kunnen de klachten verergeren. De behandeling bestaat uit rust dmv een nachtspalkje, eventueel een injectie met ontstekingsremmers of een kleine chirurgische ingreep waarmee de tunnel geopend wordt en de zenuw weer ruimte krijgt.
Infecties bij een fixateur externe (soms)
Indien u behandeld bent met een externe fixateur is het belangrijk de pennen die uit de huid steken, regelmatig met alcohol te verschonen. U moet voorkomen dat er korstjes rondom de pennen ontstaan omdat er anders gevaar dreigt van een infectie rondom de schroefpennen. U kunt dan pus en/of roodheid rondom de insteek openingen bemerken. Meldt u zich in uw ziekenhuis als u dit constateert
Dystrofie (CRPS) (zeer zeldzaam)
In zeldzame gevallen kan na de behandeling dystrofie (of: CRPS-1) ontstaan. Verschillende onderzoeken hebben uitgewezen dat vitamine C gebruik tijdens de behandeling dit soms kan voorkomen (zie nabehandeling). Uit onderzoeken is gebleken dat het vlot bewegen binnen de pijngrenzen en het normaal gebruik van de pols na de (operatieve) behandeling een beschermend effect heeft op het ontstaan van dystrofie. Ook Vitamine C in hogere doseringen (500 mg per dag gedurende 50 dagen), zou eveneens een beschermende werking hebben. Dystrofie is te herkennen aan paarse verkleuringen van de huid, overmatige haargroei, pijn, zweten en zwelling van de pols. Bij een vermoeden op dystrofie zal uw arts starten met de behandeling door DMSO creme (5x daags dun aanbrengen), soms fluimicil en vitamine C. Ook zal met u gekeken worden naar fysiotherapeutische ondersteuning.
Klachten van plaat of schroeven (zeldzaam)
In zeldzame gevallen kunnen patiënten klachten krijgen van het uitstekende plaat- en schroef materiaal. Pezen en soms de huid kunnen hierdoor geïrriteerd raken of zelfs knappen. Dit kan dan een reden zijn om het materiaal te laten verwijderen. In principe is het materiaal gemaakt voor levenslang gebruik. Er kunnen geen allergieën optreden of afstotingsreacties. Ook het poortje op luchthavens gaat niet af.
Peesbeschadiging (zeer zeldzaam)
Soms kan het schroefje of plaatje op het bot leiden tot een pees beschadiging waardoor het ineens onmogelijk is om duim of andere vingers te strekken of te buigen. Indien u dit bemerkt moet u zich melden in het ziekenhuis bij uw chirurg. De geknapte pees moet dan soms weer gehecht worden en het plaatmateriaal verwijderd worden.
Blijvende lichte stijfheid van de pols (regelmatig)
Doordat het kraakbeen soms beschadigd is, kan de pols blijvend stijfheid oplopen. Meestal bemerkt u dit niet in het dagelijks functioneren. In uiterste gevallen kan dit leiden tot vervroegde slijtage, stijfheid en pijnklachten. Fysiotherapie kan hierbij helpen. Soms is aanvullend onderzoek in de vorm van een scan of kijkoperatie nodig om te zien wat het probleem veroorzaakt.
Beschadiging banden/TFCC (vaak)
Bij een polsbreuk is er vrijwel altijd ook schade van 'de meniscus van de pols', het TFCC. Dit ingewikkelde bandencomplex bevindt zich tussen de middenhandsbeentjes en ellepijp en functioneert als schokdemper. Door de breuk te behandelen door gips of operatie, behandelen we ook dit bandensysteem automatisch mee zodat het weer spontaan kan vergroeien. In zeldzame gevallen houden patiënten hier klachten van. Een scan of kijkoperatie kan dan aantonen of er problemen van zichtbaar zijn. In enkele gevallen is een aanvullende hersteloperatie hiervan nodig.